zondag 22 mei 2011

Wat is agressie?

Wat is agressie?
Boosheid, verdriet, blijdschap en angst zijn de belangrijkst emoties van een mens. Dat we allemaal wel eens last hebben van een woedeaanval is dus niet ongewoon.

Wie emoties opkropt wordt op den duur ziek of raakt gefrustreerd. Af en toe je woede ventileren is dus best gezond. Maar als je andermans grenzen overschrijdt, bewust schade berokkent aan iets of iemand, of als je met je woede iets probeert te bereiken of iets wilt verhullen, dan is er sprake van agressie. Agressie is bedreigend en schadelijk voor degene tegen wie het gericht is.

 Een paar observaties over agressie:
Psychologen beschouwen agressie niet als een emotie maar als een 'aangeleerde' gewoonte. Agressief gedrag is vaak vroeger afgekeken van anderen, ouders bijvoorbeeld. Bij agressie zijn altijd twee of meer partijen betrokken. Agressie roept agressie op. Anderzijds kan door een juiste (gepaste) reactie de agressie van het ander gede-escaleerd worden. Agressie is iets anders dan assertiviteit. Assertief reageren, wil zeggen dat je voor jezelf opkomt, maar dat je ook rekening houdt met anderen. Als je agressief reageert ontneem je de ander ruimte en mogelijkheden.

 Omgaan met agressie: wat kun je doen?
Agressie is dikwijls een reactie op een andere persoon. De Amerikaanse psycholoog Timothy Leary heeft in de jaren vijftig een model ontwikkeld dat inter-persoonlijk gedrag beschrijft. Leary ontdekte dat de soort interactie die mensen met elkaar hebben bepaald wordt door twee factoren: 'macht' en 'sfeer'. 'Macht' bepaalt de hiërarchie tussen de twee mensen (boven/onder) en 'sfeer' zegt iets over manier van communiceren (samen of tegen). Dit model staat bekend als de Roos van Leary.
Agressief gedrag ligt in het kwadrant 'boven-tegen'. Mensen die 'boven-tegen' reageren leggen de nadruk op de verschillen met degene op wie ze reageren: "Zo moet het en waag het niet me tegen te spreken." Uit het onderzoek van Leary blijkt dat mensen geneigd zijn 'complementair' op elkaar te reageren. Dat wil zeggen dat mensen op 'bovengedrag' reageren met 'ondergedrag' en andersom. Op 'samengedrag' reageren mensen met 'samengedrag' en 'tegen' lokt 'tegengedrag' uit.

 Zoals we zagen is agressie een vorm van boven-tegengedrag en de natuurlijke reactie is dus om daar met onder-tegengedrag op te reageren, d.w.z. opstandig. Je kunt je voorstellen dat het weinig effectief is, omdat de ander daarop weer agressief reageert. Dat is de reden waarom een agressieve situatie vaak escaleert. Veel beter is het om dit patroon te doorbreken en te proberen 'gewenst' gedrag bij de ander te bewerkstelligen. Dat doe je door op hetzelfde 'niveau' te gaan reageren, dus niet 'ondergedrag' te vertonen, maar juist ook bovengedrag, en daarbij de 'samenpositie' te kiezen.

De beste manier om te reageren op agressieve mensen is dus tot op zekere hoogte mee te gaan (in termen van de Roos van Leary: 'ondersteunend' gedrag te vertonen).

De agressieve persoon zal zich gehoord en begrepen voelen. Dit werkt – letterlijk en figuurlijk – ontwapenend.

Dat doe je als volgt:

-         Blijf beleefd.

-         Houd oogcontact.

-         Behandel de ander met respect.

-         Ga niet in discussie, maar zeg dat je ziet dat de ander boos is.

-         Stel een grens aan het gedrag, wijs niet de persoon af.

-         Het is natuurlijk zeer afhankelijk van de situatie in hoeverre je 'mee kunt gaan' met de agressieve persoon. Als iemand stampij schopt omdat hij niet direct geholpen wordt, kun je het nog wel voorstellen dat je die persoon enigszins begripvol tegemoet treedt, maar als iemand je een mes op de keel zet, is dat al een stuk moeilijker voorstelbaar. Toch is ook in dat geval 'meegaan' soms een optie om de gevaarlijke situatie enigszins te de-escaleren.

 Omgaan met frustratieagressie:
Neem het probleem serieus en laat de boze persoon zijn boosheid uiten. In de ogen van agressieve persoon is hem of haar een onrecht aangedaan. Ga daar niet tegenin, maar toon begrip voor de situatie. Iemand die zich begrepen voelt, maakt minder stennis.

Doe het volgende:

-         Luister naar wat de persoon te zeggen heeft.

-         Blijf rustig en neem een open houding aan. Dit wekt vertrouwen.

-         Laat de persoon uitpraten. Dat voorkomt een welles-nietesgesprek en zorgt ervoor dat de emoties niet nog hoger oplopen.

-         Als de persoon uitgeraasd lijkt, vat de woorden van de boze persoon kort samen. Zo laat je merken dat je luistert en begrip hebt voor de situatie.

-         Vraag om opheldering bij onduidelijkheden, zodat je niet in het volgende misverstand verzeild raakt.

-         Laat weten wat jij wel en niet kunt doen om het probleem te verhelpen, zodat er weer enige ruimte is voor redelijkheid.

-         Bied een oplossing en koppel die aan concrete afspraken, voor zover je daartoe in staat bent. Ben jij zelf niet degene die dingen kan of mag afspreken, haal er dan de persoon bij die dat wel kan en mag.

-         Het mooiste is als je op een positieve manier het gesprek kunt beëindigen. Dat zal niet altijd lukken.

 Non-verbale communicatie:
Duidelijkheid is van belang om een agressieve situatie te de-escaleren. Helder communiceren, zorgt voor die duidelijkheid. Dat zit hem enerzijds in de boodschap die je overbrengt (zie de vorige paragraaf), maar anderzijds ook in hoe je overkomt.

 Let op de volgende dingen:

-         Sta rechtop en stevig op twee voeten. Vermijd te veel beweging.

-         Houd oogcontact.

-         Praat duidelijk, maar zonder stemverheffing.

-         Zend geen dubbele boodschap uit: liever niet glimlachen dan 'gemaakt' glimlachen.

-         Toon interesse. Interesse tonen zorgt ervoor dat de ander zich gehoord voelt.

 Interesse tonen doe je verbaal, maar ook non-verbaal:

-         Neem een actieve houding aan, zit niet onderuitgezakt of achterovergeleund.

-         Luister goed en knik af en toe bevestigend.

-         Wees geduldig en niet kortaf.

-         Doe geen andere dingen (op een computerscherm kijken, opstaan om koffie te pakken).

-         Doe iets onverwachts. Net zoals het kan werken om iets onverwachts te zeggen, kun je soms ook iets onverwachts doen.

Wat is autisme?

Wat is autisme?

Definitie:
Autisme wordt beschouwd als een ontwikkelingsstoornis met een neurologische oorzaak. De hersenen van autisten functioneren daardoor anders; in het bijzonder de perceptie van de sensorische waarnemingen. Hierdoor bestaan hun waarnemingen uit losse fragmenten die voor de autist vaak niet de verbanden hebben, die voor anderen vanzelfsprekend zijn. Mensen met autisme hebben beperkingen in de sociale interactie, beperkingen in de verbale en non- verbale communicatie en beperkingen in het verbeelding- en voorstellingsvermogen. Alle mensen met autisme ervaren op hun eigen manier hun beperkingen en problemen. Soms ervaart alleen de omgeving dat iemand anders is.

Diverse vormen van autisme:
Autisme is een verzamelnaam voor stoornissen die vallen onder de psychiatrische stoornissen die worden geclassificeerd volgens de zogenaamde DSM-IV-TR criteria. Dit systeem wordt wereldwijd gebruikt. Een diagnose wordt gesteld door een Psychiater, GZ psycholoog of Autismeteam.

Vijf subgroepen:
Er worden vijf subgroepen van autisme onderscheiden en dat zijn:

·        (klassiek) autisme

·        Het syndroom van Asperger

·        Pdd-Nos

·        RETT syndroom

·        Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd
Naar verwachting hebben in Nederland ongeveer 90.000 mensen autisme. Er is nog geen nader onderzoek naar gedaan in ons land. Wij baseren dit getal op recente epidemiologische studies die in het buitenland zijn uitgevoerd. Autisme komt voor bij 1,16% van de bevolking. (bron; NVA)

Wist u dat?
Mensen met ASS overgevoelig (hyper) en ondergevoelig (hypo) kunnen zijn voor bepaalde prikkels uit de omgeving?

Mensen met ASS problemen hebben met informatieverwerking?

Mensen met ASS moeite kunnen hebben met plannen of organiseren?

ASS leerlingen zich soms moeilijk kunnen verplaatsen in de gedachtegang en gevoelens van een ander?

Autisme aangeboren is en dus niet verdwijnt?

Mensen met ASS afhankelijk zijn van begeleiding en stimulering?

Leerlingen met ASS een groot beroep doen op de competenties van de leerkracht en de totale schoolorganisatie?

Kenmerken:
ASS: Autisme doet zich voor in verschillende vormen. Voor al deze vormen gebruikt men tegenwoordig autisme spectrum stoornis, afgekort ASS.

Basiskenmerken:
Voor alle kinderen die behoren tot dit spectrum zijn de basiskenmerken van autisme hetzelfde. Personen met een Autistisch Spectrum Stoornis afgekort ASS zij mensen van wie de ontwikkeling verstoord verloopt of verlopen is, op grond van een of meer van de volgende kenmerken:

Kwalitatieve beperking in het sociale contact:
Een stoornis in het sociale contact uit zich met name in de sociale wederkerigheid. De aard van deze contactstoornis kan heel verschillend tot uiting komen. Sommige personen zijn heel passief een nauwelijks betrokken bij de hen omringende wereld, terwijl andere geen afstand bewaren en vaak op bizarre claimende wijze iemands aandacht opeisen. Bovendien is zowel het inzicht in wat andere voelen en denken als het doorzien van sociale situaties zeer beperkt.

Kwalitatieve beperking in de (verbalen en non-verbale) communicatie:
Sommige mensen met ASS spreken in het geheel niet, andere zijn misleidend welbespraakt, met alle mogelijke tussenvormen. Het blijft voornamelijk eenrichtingsverkeer. Mimiek, gebarentaal en de pragmatiek van de communicatie zijn voor hun aspecten die moeilijk te begrijpen zijn. Het kan hun juist in verwarring brengen.

 Kwalitatieve beperking in het verbeeldingsvermogen:
Deze stoornis (het zich onvoldoende iets kunnen voorstellen/ verbeelden en er betekenis aan kunnen verlenen) kan zich uiten in o.a. een totaal gebrek aan verbeelding, invoelingsvermogen, maar ook een teveel aan fantasie, waar het kind zich in verliest. Het kind heeft slechts oog voor enkele objecten, onderwerpen of activiteiten. Het kan daardoor zo in beslag worden genomen of door geobsedeerd zijn, dat het kind daardoor weinig belangstelling heeft voor andere zaken, waardoor de ontwikkeling belemmerd kan worden en het isolement van het kind toeneemt.

Aanvullende informatie:
Het is van belang dat genoemde kenmerken vóór het derde levensjaar aanwezig zijn. De onderzoeker zal dan ook gericht op zoek gaan naar informatie over de fase van 0 tot 3 jaar.

 Gedragskenmerken:
Welk gedrag kan een leerling vertonen?
En wanneer moet er verder onderzoek gedaan worden?

 Signalen van een stoornis in het Autismespectrum:
Hierna staat een overzicht van signalen die op een stoornis in het Autismespectrum kunnen duiden. Hieronder vindt u de gehele signaleringslijst.

 Sociale interactie:

-         Weinig tot geen oogcontact.

-         Deelt weinig tot geen belangstelling, plezier of interesse met een ander.

-         Zoekt contact om in eigen behoeftes te voorzien.

-         Meer gericht op volwassenen dan op leeftijdsgenootjes.

-         Vlakke gelaatsuitdrukking.

-         Toont emoties niet adequaat.

-         Heeft moeite met samenspel.

-         Toont claimend gedrag.

-         Stelt veel stereotype vragen.

-         Heeft moeite te anticiperen op reacties van een ander.

-         Kan zich moeilijk inleven in een ander.

-         Stelt zich niet weerbaar op of verweert zich ongepast.

 Communicatie:

-         Vlakke intonatie; monotoon.

-         Maakt weinig tot geen gebruik van ondersteunende gebaren, mimiek en lichaamshouding.

-         Letterlijk nemen van taal.

-         Begrijpt geen grapjes.

-         Sprake van echolalie.

-         Moeite met woorden die verschillende betekenissen hebben.

-         Geen of weinig gebruik van de ik-vorm.

-         Ouwelijk taalgebruik.

-         Vertelt onsamenhangend, maakt veel associaties.

-         Vertelt niet of nauwelijks spontaan

-         Moeite met begrip van (voor) gelezen verhalen.

-         Moeite met betekenisverlening van de gehele context, blijft hangen in de details.

 Rigide repetitief gedragspatroon:

-         Weerstand tegen veranderingen.

-         Angst en paniek in bepaalde situaties.

-         Schijnbaar onlogische angsten.

-         Houd zich vast aan bepaalde regels.

-         Steeds dezelfde vragen stellen.

-         Overdreven netjes en ordelijk.

-         Obsessieve belangstelling voor specifieke zaken (treinen, landkaarten, molens, etc.)

-         Geen gevarieerd spontaan fantasiespel (`doen- alsof’ spel).

-         Vaak stereotiep en niet functioneel met spelmateriaal omgaan.

-         Herhalende bewegingspatronen (friemelen met vinger, fladderen, wiegen).

-         Loopt op tenen, houterige motoriek.

-         Gefascineerd door lichtjes en mechanisch (technisch) materiaal.

-         Betasten, tikken, ruiken, likken aan voorwerpen.

ADHD Bij meisjes later ontdekt!

Latere diagnose ADHD bij meisjes.



We kennen allemaal wel een beetje de symptomen van ADHD. Zoals het drukke en impulsieve gedrag bij kinderen die zich moeilijk kunnen concentreren en snel afgeleid zijn. Toch uit ADHD zich bij meisjes anders dan bij jongens. Door de gevolgen van hyperactief gedrag zie je bij jongens meer ruw en agressief gedrag. De omgeving ziet dit gedrag als lastig en storend. Jongens hebben meer conflicten met vriendjes en volwassenen. Meisjes met ADHD praten meer of friemelen erg veel. Dit gedrag is minder opvallend dan bij jongens met ADHD. Het gevolg hiervan is dat meisjes moeite hebben hun aandacht vast te houden en de school minder snel aan de bel trekt wanneer een meisje concentratieproblemen heeft. Daardoor blijven de meisjes achter met hun leerprestaties. Meisjes zijn meer geneigd zich aan te passen en doen door erg veel inspanning hun uiterste best om het goed te doen. Het gevolg hiervan is dat meisjes thuis meer boosheid, somberheid, druk of terugtrek gedrag vertonen.



De gevolgen van ADHD kunnen ernstig zijn, zowel voor het kind als voor het gezin en de maatschappij. Als ADHD niet wordt behandeld, kan het zowel voor de maatschappij als voor de gezondheidszorg een flinke kostenpost veroorzaken. Overigens zijn de belangrijkste kenmerken van ADHD de concentratiezwakte, het hyperactieve of impulsieve gedrag. En het belangrijkste gegeven is dat het zich manifesteert voor het zevende levensjaar. De mogelijkheid om het vroegtijdig te ontdekken is daarom dus ook groot. Daar komt bij dat 40% tot 50% van de gevallen agressie naast ADHD vertoont en heeft ongeveer een kwart van de ADHD-ers last van angsten bij deze stoornis. Vanwege acceptatie en andere uitingsvormen van ADHD bij meisjes wordt ADHD vaker ADD genoemd. Natuurlijk zijn er ook meisjes met druk gedrag, maar zij vallen gewoon minder op dan jongens. Volgens een gerespecteerd kinderarts wordt onbehandeld ADD ook altijd ADHD.



Ik vind dat meisjes met ADHD eerder opgemerkt moeten worden. Deze meisjes worden dan sneller geholpen en er kunnen dan maatregelen getroffen worden om de concentratie te verhogen. Je voorkomt daarmee dat de leerprestaties van de meisjes stagneren. Meisjes hebben dan door hun drukke, chaotische gedrag minder kans op negatieve reacties uit hun omgeving, waardoor ze minder de kans hebben een negatief zelfbeeld te ontwikkelen, onzeker te worden of faalangstig. Het is heel erg belangrijk ADHD in een vroeg stadium te ontdekken omdat anders de kans op een negatief zelfbeeld verhoogt. Meisjes komen in een sleur van onzekerheid en weten vaak niet hoe zij daar weer uit moeten komen. Meisjes met ADHD die niet vroegtijdig hulp aangeboden krijgen gaan bij leerprestaties steeds vaker de mist in. De meisjes krijgen steeds meer het gevoel niets goed meer te doen en dat is funest voor hun zelfvertrouwen.

De leerkrachten van kinderen met ADHD zeggen vaak 'dat het er wel inzit, maar er niet uitkomt'. Dat klopt. Een kind met ADHD heeft veel meer steun uit de omgeving nodig om tot prestaties te kunnen komen. De leerkracht van het kind speelt daarom een sleutelrol in de ontwikkeling van het kind.

Kortom hoe vroeger ADHD bij meisjes herkend wordt hoe beter.

Ik heb gekozen dit onderwerp te gebruiken voor mijn betoog om onderwijskundig personeel ook in opleiding bewust te maken dat kennis zeer belangrijk is.

Hoe meer kennis onderwijskundig personeel heeft over de verschillende uitingsvormen van ADHD hoe beter. Want zo zouden meisjes met ADHD eerder geholpen kunnen worden. Nu komen deze meisjes vaak veel te laat bij de behandelaar terecht met alle gevolgen van dien.



In mijn privé situatie heb ik dagelijks te maken met ADHD. Dit vooral bij meisjes omdat mijn beide dochters ADHD hebben. Bij mijn oudste dochter is dit pas heel erg laat ontdekt en wij hebben de gevolgen daarvan aan den lijve ondervonden. In groep 5 begon de leerkracht te vrezen voor Dyslectie, maar na een test via het PCL bleek dit niet het geval te zijn. Sharon kon gewoon meekomen en het advies luidde haar gewoon mee te laten doen met de klassikale lessen. In groep 6 kregen wij te horen dat Sharon moeite had met spellen. Ze kreeg remedial teaching voor spelling en thuis hielp ik haar met spelling door haar te overhoren. Eind groep 6 kreeg ik te horen dat Sharon een rekenachterstand had van anderhalf jaar. Ze kreeg hier ook remedial teaching voor, maar bleek niet echt vooruit te komen. Ik was gefrustreerd over het feit dat de leerkrachten zo laat aan de bel trokken. Ik besloot met Sharon naar een kinderarts te gaan die gespecialiseerd was in ADHD. Daar kregen we te horen dat Sharon wel degelijk ADHD had en ze werd aan de medicijnen gezet. Sharon wou op eigen initiatief rekenwerk inhalen in de zomervakantie maar dat werd door de leerkrachten afgeraden. Doordat ik voet bij stuk hield heeft Sharon toch wat rekenwerk mogen doen in de vakantie. Sharon rekende elke dag en liep zo een half jaar rekenen in. Haar rekenwerk werd niet nagekeken maar de cijfers gingen wel omhoog. Sharon had het vertrouwen in haar leerkrachten verloren en vocht op eigen kracht verder. Na de Cito-toets in groep 8 kreeg ze het advies om Beroepsgerichte leerweg te gaan doen. Sharon wou zelf graag naar de HAVO. Ik had Sharon inmiddels zover gekregen dat ze ook wel naar de MAVO wou gaan. Het advies Beroepsgerichte leerweg  kwam dan ook rauw op haar dak. Thuis vloeide er tranen en begreep ze niet waarom ze naar BB moest. Ik heb er voor gekozen een IQ test bij Sharon te laten doen. Het advies hieruit kwam dat zij een IQ heeft van 104 wat net iets boven het gemiddelde zat. Zij kon met haar gegevens wel naar de HAVO, maar wij hebben toch voor MAVO gekozen. Inmiddels heeft zij net haar eerste rapport gekregen. Voor alle vakken staat ze voldoende. Voor rekenen heeft ze een 8,4 op haar rapport, voor wiskunde heeft zij een 8,6 op haar rapporten voor Nederlands een 7,3. Hoezo niet kunnen rekenen en spellen? Zij heeft besloten de ‘oude school’ een kopie van haar rapport te sturen met de mededeling dat zij er flink naast gezeten hebben met hun advies. Zo zie je maar dat vroegtijdiger diagnosticeren van ADHD ook bij meisjes noodzakelijk is. Gelukkig zit zij na een hoop knokken op de goede weg. Wij hopen dat er veel meisjes met ADHD dit lot bespaard zal blijven.
Nieuwe ontwikkelingen in onderwijs:

Er zijn in de loop van de jaren heel wat verschillende scholen voor speciaal onderwijs gekomen. Kinderen met een verstandelijke of lichamelijke beperking kunnen naar speciale scholen die zijn afgestemd op hun mogelijkheden. Dat heeft als voordeel dat er in het onderwijs rekening gehouden worden met de beperking van de leerling. Een nadeel is vaak dat kinderen  ver van huis naar school moeten. Dat betekent lange reistijden, vaak in een busje, niet bij broers en zussen op school en geen schoolvriendjes dicht bij huis.

In de laatste 15 jaar zijn er pogingen ondernomen om meer kinderen die meer zorg en extra ondersteuning nodig hebben ook op een reguliere school te plaatsen die dicht bij hun huis staat. Dat zijn de maatregelen die bekend zijn onder de naam Weer-Samen-Naar-School (WSNS) en Leerling-gebonden Financiering (LGF), ook wel “rugzak” genoemd en het Leerwegondersteunend onderwijs / Praktijkonderwijs (LWOO/PRO)

Omdat minister Van der Hoeven besloot het onderwijssysteem om te gooien is de ontwikkeling Passend Onderwijs in gang gezet die bedoeld is als een oproep aan ouders, scholen en schoolbesturen om zelf te werken aan betere oplossingen.
Inmiddels is er door minster Bijsterveld aangekondigd dat er flink bezuinigd gaat worden in het onderwijs. Vooral leerlingen met een rugzakje zullen dat flink gaan merken.


Er zijn in het hele land bijeenkomsten gehouden voor ouders en voor het onderwijs om met elkaar te praten over Passend Onderwijs. Naast bedenkingen, reacties en twijfels zijn er gelukkig ook veel mensen die Passend Onderwijs als een uitdaging zijn gaan zien.

In vele regio's in het land zijn besturen en scholen samen met ouders aan de slag gegaan om Passend Onderwijs vorm te geven. In veel gevallen lukt het ook nog niet om iedereen te betrekken bij de aanpak en gaan ouders zelf of gaan scholen met elkaar aan de slag. 

Passend onderwijs zal uiteindelijk werkelijkheid moeten worden in de klas en groep.

De inzet van leraren en onderwijskundig personeel is daarbij heel erg belangrijk. Leraren moeten in staat worden gesteld om een passend onderwijszorgaanbod voor alle leerlingen te realiseren. Je kunt hierbij denken aan een dekkend netwerk van professionalisering van het personeel, het betrekken van personeel bij Passend onderwijs, het ondersteunen van leraren in hun dagelijks werk en ondersteunen van leraren bij het behartigen van hun belangen. Het plaatsen van leraren in het centrum van Passend onderwijs is een belangrijke succesfactor voor deze gewenste beweging in het onderwijs. Want uiteindelijk moet de leraar het doen in de alledaagse praktijk.

Bij het betrekken van leraren en onderwijs ondersteunend personeel gaat men uit van de volgende vier fasen:

Bewust worden: het informeren van leraren over Passend onderwijs en hun rol.

Betrokkenheid: samen met leraren kijken hoe zij een bijdrage kunnen leveren.

Van hun expertise gebruik maken.

Bekennen: samen met leraren kijken wat Passend onderwijs voor hen betekent in

termen van ondersteuning, professionalisering, collegiale consultatie en

samenwerking.

Bewegen: er is een basis voor stabiele veranderingen.

Betrokkenheid:

Betrokkenheid van leraren bij de vormgeving van Passend onderwijs is van groot belang. Veel leraren voelen extra werkdruk en een verzwaring van hun werkzaamheden als het gaat over Passend onderwijs. Er is op dit moment onvoldoende kennis en informatie. Er is niet alleen sprake van verkeerde beeldvorming over passend onderwijs maar ook over elkaar. De leraar is de sleutel
voor het succes Passend Onderwijs en de leraar doet ertoe.

 Aanbevelingen met betrekking tot de verdere ontwikkeling als onderwijsassistent:

Er komen steeds meer leerlingen met gedragsproblemen of leerproblemen bij. Deze leerlingen zullen een rugzak en extra ondersteuning nodig hebben om hun ontwikkeling tot een succes te maken. Passend onderwijs sluit daar goed op aan. Passend onderwijs kan een leerkracht echter niet alleen bewerkstelligen. Ik denk dat het daarom slim is om een onderwijsassistent in klassen te hebben voor de extra ondersteuning aan de leerlingen die het echt nodig hebben.

Het is niet overbodig leerkrachten en onderwijs ondersteund personeel te scholen op passend onderwijs en de eventuele gedragsproblemen die leerlingen kunnen hebben. Je staat als leerkracht en ondersteunend personeel sterker in je schoenen als je kennis en vaardigheden bezit om kinderen met problemen te kunnen ondersteunen. Ik vind dat er nog erg weinig bekend is over gedragsproblematiek, medicatiegebruik en het omgaan met leerlingen die een gedragsprobleem hebben. Het is van belang voor de leerlingen om een heldere visie te krijgen over de onderwijsbehoeften van de leerlingen, voldoende kennis en vaardigheden rondom de problematiek van de leerlingen en handelingsgericht werken. Een leraar hoeft echter niet alles te kunnen. Er zijn grenzen aan de zorg! Maar je kunt bijvoorbeeld opleidingsinstituten als ondersteuners raadplegen. Onderzoek de mogelijkheden voor meer handen in de klas. Je kunt ook veel over gedragsproblemen te weten komen in overleg met het SBO, orthopedagoog of door het lezen van vele informatie die beschikbaar zijn op het internet zoals balansdigitaal, impuls of ADHD extra. Ook kun je veel informatie vinden in boeken zoals bijvoorbeeld sociaal onhandig, ik denk in beelden, jij onderwijst in woorden, autisme in de praktijk en geef me de vijf.

Het is ook belangrijk om in contact te blijven met ouders, die weten ook vaak erg veel over hun kind te vertellen. Je kunt ook goed de  voorbeelden uit het buitenland gebruiken of kleinere groepen maken. Je kunt ook cursussen ontwikkelen of bezoeken voor deze doelgroep zodat zij goede ondersteuning kunnen bieden binnen de eigen school.

De belangrijkste punten die je als onderwijzer of onderwijs ondersteuner kunt gebruiken bij kinderen met een stoornis zijn:

-         Accepteer het kind in zijn eigenaardigheid en pas de omgeving en je verwachtingen blijvend aan.

-         Creëer veiligheid door structuur te bieden in ruimte, tijd en activiteit. Bescherm hem waar nodig.

-         Leer gedrag alleen aan door veel herhalen, inprogrammeren, voorzeggen en uitleggen.

-         Stel duidelijk, wat je denkt dat er gebeurd is. Duid zelf de situatie. Trap niet in de valkuil te vragen wat er gebeurd is, dan loop je gemakkelijk vast in zijn redeneringen.

-         Voorkom dat je tegenover het kind komt te staan, blijf kalm, zakelijk, neutraal.


-         Geef enkele opdrachten en help het kind altijd even individueel op gang. Multiple choice opdrachten zijn gemakkelijker voor hem dan open vragen.

-         Kap het constante doorvragen, doorzagen af.

-         Zet hem steeds met beide benen op de grond. Fantasieën ontaarden gemakkelijk in chaos en angst. Bereid hem steeds nadrukkelijk voor op onverwachte of bijzondere situaties.

-         Routine, regelmaat, structuur, maximale voorspelbaarheid, maken situaties overzichtelijk.

Sociale emotionele ontwikkeling!

Sociaal emotionele ontwikkeling:



Sociaal emotionele ontwikkeling van 0 tot 2 jaar:

Sociale emotionele ontwikkeling begint bij de geboorte. Betekend: de ontwikkeling van mogelijkheden om met anderen om te gaan en deel te nemen aan de samenleving. Een zuigeling kijkt naar gezichten. Belangrijk is dat hij gezichten herkent.

Biedt hem mogelijkheid om te imiteren. Eerst lacht een baby naar ieder gezicht, na zeven maanden wordt hij eenkennig. Baby hecht zich aan degene die hem verzorgt. Hij ontwikkelt verlatingsangst. Geur is een belangrijke informatiebron hij ruikt waar de melk is. Baby`s reageren het meest op menselijke geluiden. Baby`s hebben een makkelijk of moeilijk temperament. Moeilijk temperament uit zich in huilen, snel prikkelbaar, vragen veel aandacht en worden onrustig van nieuwe onverwachte dingen.



Sociale emotionele ontwikkeling van 2 tot 4 jaar:

Peuter leert door imitatie. Bootst gedrag, gezichtsuitdrukkingen en stem na. Echolalie.

De eerste mensvorm in tekening is een koppoter. Het gezicht is het belangrijkste.

Peuter ontdekt zijn eigen ik. Merkt dat hij kan morsen ed. tot ongeveer drie jaar noemt de peuter zichzelf bij de naam. Ergens in het derde jaar gaat hij zichzelf ik noemen. Ontdekt dat hij een onafhankelijk persoon is, eigen wil heeft en zelf besluiten kan nemen. Is nog niet in staat zich in anderen te verplaatsen. Peuters noemen wij egocentrisch. Egocentrisch is een weerspiegeling van het ontwikkelingsniveau. Lastige periode koppigheidsfase. Peuterpuberteit. Peuters willen alles zelf doen. Koppigheidsfase heeft als functie onafhankelijk te worden en is een noodzakelijk verschijnsel. Peuters hebben nog geen geweten zoals wij die kennen. Heeft wel een idee wat mag en niet mag, maar waarom begrijpt hij nog niet. Vanaf twee jaar veel imitatiespel en fantasiespel. Speelt na wat hij heeft leren kennen. Pakt telefoon en brabbelt. De peuter stelt zichzelf centraal en denkt dat iedereen hetzelfde ziet en denkt als hij. Samenspelen lukt nog niet omdat het hem niet lukt in de ander te verplaatsen. In spelgedrag zie je dat peuter egocentrisch is. Speelt graag alleen solitair spel. Speelt wel naast maar niet met andere kinderen, dit heet parallel spel. Ze imiteren elkaar in spelgedrag. Peuters hebben wel voorkeur voor bepaalde kinderen.



Sociale emotionele ontwikkeling van 4 tot 6 jaar:

Kan samenwerken. Het egocentrisme verdwijnt langzaam en maakt plaats voor sociaal gedrag. Kleuter kan inleven in anderen en kan met anderen samen spelen. Is in staat zich aan eenvoudige spelregels te houden. Kleuter is in staat anderen te helpen, met anderen te delen en met anderen mee te leven. Vind het ook fijn om te helpen. Kleuter krijgt oog voor wat leuk of niet leuk is voor een ander. Dit hangt samen met de cognitieve ontwikkeling. Kan anticiperen op de behoefte van een ander. Kan niet, compromissen sluiten of een oplossing bedenken. De kleuter kan geen tussenvoorstel bedenken maar als je hem helpt en voorstellen doet gaan ze in de meeste gevallen akkoord.









Sociaal emotionele ontwikkeling van 6 tot 9 jaar:

Het jonge schoolkind richt zich op vriendschappen. Deze zijn vaak van korte duur maar kunnen wel heftig zijn. Groepsregels en rolverdeling binnen de groep wordt duidelijker. De groep is een ideale oefensituatie om sociale vaardigheden te leren.

Zij kunnen nu met en tegen elkaar spelen. Eenvoudige spelregels zijn goed mogelijk binnen strakke leiding en duidelijke grenzen. Kind leert delen en overleggen. Jongens spelen met jongens en meisjes met meisjes over het algemeen. Clubs worden belangrijk. Lid zijn van een clubje doet een beroep op sociale vaardigheden. (spelregels, leiding nemen, initiatief tonen ed.) prestaties en competitiespellen worden belangrijk. (knikkeren) kinderen kunnen heel geconcentreerd zijn zolang zij niet verliezen. Tegen je verlies kunnen is moeilijk op deze leeftijd. Succeservaringen zijn belangrijk. Er is veel behoefte aan waardering en erkenning voor inspanning. Negatieve opmerkingen hebben veel invloed op leergierigheid en kan schadelijk zijn voor de leergierigheid. Is beter in staat om zich in te leven in anderen. Het empathie vermogen groeit. Zij kunnen onverwacht aardig zijn. Kunnen door inlevingsvermogen een negatief effect aan leren door te manipuleren. Als het duidelijk is wat het pestgedrag doet stopt het vanzelf. Dit is experimenteren van nieuw verworven kennis en vaardigheden. Als dit vaker met hetzelfde kind gebeurd spreek je van pesten. Kinderen ontwikkelen meer emoties. Angstgevoel neemt toe. Het kind vraagt zich af wat hem kan overkomen. Niet kunnen slapen, enge dromen komen vaak voor. Als de emoties te hevig worden gaan ze het uiten. Belangrijk eigen emoties te tonen. Zo leren de kinderen welke emoties op worden geroepen in bepaalde situaties en dat het uiten ervan nodig is. Dit komt vertrouwensrelaties ten goede. Sociaal kunnen omgaan met elkaar, goed inleven in anderen en reageren daar op. Ze leren problemen aan te pakken of te omzeilen. Piekeren kan deze ontwikkeling in de weg staan. Op deze leeftijd kunnen ze agressief zijn. Komt dit veel voor dan kunnen er problemen ontstaan zoals delinquentie, ADHD, gebrek aan aandacht en problemen thuis. Soms is er geen oorzaak en is het gedrag zelf het probleem. Alle kinderen zullen wel eens regels overtreden omdat regels niet duidelijk zijn, ze geen zin hebben regels te volgen of omdat zij grenzen willen verkennen of er over willen discussiëren. Het stellen van regels en belonen en straffen zijn middelen om de sociale omgang re reguleren. Positieve aanpak stimuleren van gewenst gedrag. Negatieve aanpak zoveel mogelijk negeren. Van belonen groeien kinderen.



Sociaal emotionele ontwikkeling van 9 tot 12 jaar:

Sociale verbanden en de wereld van het kind wordt groter. Kinderen kiezen hun eigen leefwereld. Meningen van leeftijdsgenoten wordt belangrijker. Ze zoeken gelijk gestemde, maar willen ook onderscheiden. Kinderen ontwikkelen echte vriendschappen. Meisjes zijn in vriendschap open en vertrouwelijk en hebben een paar vriendinnen. Jongens hebben een grote groep vrienden. In groep 8 ontstaat bij meisjes de eerste onzekerheid over het uiterlijk. Oudere schoolkinderen kunnen goed samenwerken. De groep vindt het prima als een van hen de leider is. De leider heeft overwicht door: Uiterlijk, zelfvertrouwen, houding, gedurfd gedrag en goede prestaties op sportief of leergebied. Normen en waarden gaan over omgangsvormen en principes. Ze geven richting aan bestaan en handelen. Elke situatie is anders, bij elke situatie worden andere eisen aan de normen en waarden gesteld. Op school gelden er andere regels dan thuis en dat kan verwarrend zijn. Zij leren hun eigen denken en handelen ontwikkelen. Ze leren zelfvertrouwen bouwen en leren handelen en onderscheiden wanneer welke houding wordt gevraagd. Deze kinderen zijn dol op wedstrijden en competitie spelen. Toernooien zijn populair. Sportiviteit groeit en kinderen ervaren meer plezier aan spel. Gezag van volwassenen wordt minder belangrijk. Zij ontwikkelen een eigen structuur en willen bij vriendenkring horen. Idolen worden indicatiefiguren zoals popsterren of presentatoren. Pesten veranderd in het met opzet uitsluiten van groepsgenoten. Pesten wordt gedaan om bv. het dragen van een bril of beugel. Kinderen die gepest worden ontwikkelen negatief zelfbeeld. Zij die pesten lopen schade op en zijn vaak beschadigd.



Sociale emotionele ontwikkeling van 12 tot 16 jaar:

De puber wilt op eigen benen staan. Maakt zich los van ouders, wil eigen beslissingen nemen en verantwoordelijkheid dragen tot het mis gaat dan willen ze graag de hulp van ouders. Pubers zijn half kind en half volwassenen tegelijk. Dit kan gepaard gaan met conflicten. Ouders hebben moeite hun kind los te laten. (durven verantwoordelijkheid niet te geven) daarnaast hebben zij vaak moeite met de puber die brutaal is of door het geven van hun mening. Op school kunnen zij cool en zelfstandig zijn maar tegelijk afhankelijke en aanhankelijk. Werken met pubers duidelijkheid geven niet betuttelen. Gemiddeld hebben ouders en pubers een a twee keer per week een meningsverschil. Meestal gaat het dan mom huishoudelijke taken, omgang met anderen en  regels en afspraken. Probeert zich te spiegelen aan mensen uit omgeving. Bijvoorbeeld: popsterren, idolen, sporters of belangrijke leden van hun groep. De puber wil net zo zijn en eruit zien als hun idool. Pubers hebben vaak bijbaantjes om de kosten die er bij horen te dekken. Merkkleding, make-up ed. de puber zoekt naar een eigen identiteit door experimenteren door spijbelen, roken, drinken en te laat komen.

20% komen in aanraking met de politie door het overtreden van normen en waarden door vandalisme, gebruik van alcohol, drugs en digitaal pesten. Om bij de groep te horen gaan ze over de grenzen heen. Kinderen met een gebrek aan goede opvoeding, onderwijs en zelfbeheersing hebben een grotere kans om later criminele feiten te plegen. Tussen de elf en veertien jaar beginnen pubers te experimenteren met alcohol.

Het blijkt gemakkelijker anderen van een afstand te pesten dit kan via de computer of per sms. Dit digitale pesten is in opkomst omdat dit vaak anoniem kan en je niet direct ziet wat het teweeg brengt.



Sociale emotionele ontwikkeling van 16 tot 21 jaar:

Het losmaking proces wordt in de adolescentie voortgezet. Zij verlaten op een gegeven moment het ouderlijk huis en nemen afstand van de thuissituatie. Zij worden realistischer en standvastiger. De puber leverde strijd, bij de adolescent is er in vele gevallen sprake van een harmonieuze situatie. De ouders zijn daar mede verantwoordelijk voor omdat zij hun kind nu als redelijk volwassen zijn gaan zien. De toenemende stabiliteit van de adolescent is ook te merken aan zijn contacten en intieme relaties. Deze worden duurzamer. Ruim de helft heeft min of meer een vaste relatie. Ze krijgen meer verantwoordelijkheidsgevoel, daardoor kunnen zij beter met vaste relaties omgaan. Experimenteren wordt steeds meer verledentijd. De adolescent wil zich onderscheiden en kiest zelf voor ideeën. Als jongeren zich achtergesteld voelen kunnen zij zich afzetten tegen bepaalde groepen. Bijvoorbeeld moslimjongeren of extreem links of rechtse jongeren. Radicalisering. Bijna 75% van deze groep heeft een bijbaantje om het uitgavenpatroon te kunnen bekostigen. Werken kost tijd en daardoor kan de studie in het gedrang komen. Identiteitsontwikkeling gaat door. De belangrijkste pijlers hiervoor zijn experimenteren met gedrag en uiterlijk en identificeren. De adolescent kiest voor identificatie geen popsterren meer maar mensen die dichter bij ze staan. Bijvoorbeeld een vriend, docent, school, trainer en eigen ouders. Uiterlijke kenmerken zijn minder belangrijk. Er wordt meer gelet op persoonlijkheid en eigenschappen.



Sociale emotionele ontwikkeling bij volwassenen:

-         Jong volwassen van 21 tot 40 jaar.

-         De middelbare leeftijd van 40 tot 55 jaar.

-         De vroege ouderdom van 55 tot 65 jaar.

-         De ouderdom van 65 jaar tot ouder.

Jong volwassenen:

Het aangaan van vaste relaties. Deze mensen hebben meer behoefte aan vastigheid. Dit geld voor alle relaties. Als het niet lukt een partner te vinden kan dit een bron van verdriet zijn. Het merendeel eindigt in een huwelijk. 74 duizend huwelijken die werden gesloten in 2005 liepen in 33 duizend gevallen uit op een scheiding. Het ouderschap is niet meer vanzelfsprekend steeds meer relaties blijven kinderloos. 20%. Het grootste gedeelte hiervan is bewust kinderloos. Ongewilde kinderloosheid neemt toe. Dit komt door het uitstellen van het nemen van kinderen en dan neemt de vruchtbaarheid af. Gemiddelde leeftijd van vrouwen die haar eerste kind krijgen is 28 jaar. Gemiddeld aantal kinderen blijft gelijk. Twee kinderen lijkt uit de tijd. De komst van kinderen kunnen tot hoogtepunten en stress leiden. 50% van de vrouwen werken fulltime. Na de zwangerschap is dat aantal 12%. Een groot gedeelte stopt met werken. Sommige vrouwen ervaren het hebben van sociale contacten en financiën als een groot gemis. Carrière maken kan vrijwel alleen als je fulltime werkt en dit vormt een groot dilemma voor vrouwen. Voor mannen valt carrière maken vaak samen met het krijgen van kinderen. Dit brengt spanning mee. Idealen zoals samen werken en samen er zijn voor de kinderen en het huishouden komt vaak niets terecht. Kinderen verstoren de nachtrust en ouders zijn vaak oververmoeid. Kleinkinderen betekenen erg veel voor grootouders en de relatie met de ouders wordt intenser. Als de opvoeding dan ook nog problematisch verloopt kan dit leiden tot spanningen en zelfs huishoudelijk geweld.

Huiselijk geweld ontstaat door een lange geschiedenis vooraf. Begint vaak met controleren van wat iemand doet en kan ernstige gevolgen aannemen. Beloftes om gedrag te verbeteren lopen op niets uit. Zowel slachtoffer als dader hebben hulp nodig. Een op de drie vrouwen bekend bij arts heeft te maken met huishoudelijk geweld. De risicofactoren van huishoudelijk geweld zijn:

-         Een laag zelfbeeld.

-         Lage sociaaleconomische status.

-         Overmatig alcohol of drugsgebruik.

-         Niet goed kunnen communiceren.

-         Te snel een relatie aangaan.

-         Opgroeien in een gezin waar sprake is van verwaarlozing, mishandeling of gebrek aan aandacht.

Scheiding kan ontstaan door langs elkaar heen leven. Er zijn geen verrassingen meer te ontdekken in elkaar. Sleur. Het echtscheidingspercentage ligt hoger dan gemiddeld bij gezinnen met een problematische opvoeding. (Bijvoorbeeld: gehandicapt kind)

Een vaste werkkring vinden doet een beroep op verantwoordelijkheidsgevoel. Naast inkomen en aanzien kunnen collega`s ook veel bieden. Meestal behoren een aantal collega`s tot betere vrienden. Niet op kunnen schieten met collega`s of pestgedrag op het werk kan grote gevolgen hebben voor het slachtoffer. Voor veel mensen is het combineren van werk, de zorg voor de kinderen en/of ouders erg zwaar. Burn-out is het meest voorkomende ziekteverschijnsel van deze leeftijdsgroep.



Middelbare leeftijd:

Eerste levensevaluatie.

Midlifecrises.

Periode van relatieve rust.